De basisregels van rolstoelbasketbal lijken erg op valide basketbal. Bijvoorbeeld de grootte van het veld, hoogte van de basket, afstand tot de vrijeworp, driepuntslijn, etc., zijn dezelfde afmetingen als bij het valide basketbal.
Hieronder staan de verschillen aangegeven tussen rolstoelbasketbal en valide 5-5 basketball.
Waarover geen regels staan vermeld gelden de regels van 5-5 valide basketball.
De maten van het speelveld zijn hetzelfde als bij 5x5 valide basketball.
Er wordt in verschillende competities met verschillende basketballen gespeeld. Dit zijn de ballen 6 of 7, net als bij valide basketball.
Iedere speler krijgt afhankelijk van zijn of haar handicap een score tussen 1 (zeer beperkt) t/m 4,5 (licht beperkt). Het totaal aantal punten van de spelers op het speelveld mag maximaal een bepaalde score hebben:
Internationale Toernooien: 14,5 punten
Rolstoel Eredivisie :14.5 punten
Toernooidivisie B 17.5 punten
Toernooidivisie C 18.5 punten
Met het puntensysteem wordt ook de zithoogte van de rolstoel bepaald (vloer tot kussen):
- 63 cm voor spelers met 1.0 – 3.0 punten
- 58 cm voor spelers met 3.5 – 4.5 punten
Vrije worpen:
Het is belangrijk dat de grote wielen achter de vrije worp lijn blijven staan, voordat de bal de hand verlaat.
3-puntslijn:
De grote wielen moeten buiten de 3-puntslijn zijn, voordat de bal de hand verlaat. De kleine wielen mogen op of binnen de 3-puntslijn zijn.
Blessures:
De teamdoctor mag direct het speelveld betreden om naar de geblesseerde speler te gaan, als dit vanuit zijn oordeel noodzakelijk is.
Speler ligt op vloer:
Als een speler op de vloer ligt en niet zelfstandig of met hulp van zijn teamgenoten weer overeind kan komen, wordt het spel pas stilgelegd als de spelsituatie het toelaat. Daarna kan de coach, assistent coach of andere teamleden de speler helpen.
Een speler mag tegelijkertijd de stoel besturen en de bal dribbelen. Als de bal echter wordt opgepakt en / of op de schoot van de speler wordt gelegd, mag hij / zij slechts twee keer duwen voordat hij / zij verplicht is om de bal te schieten, te passen of opnieuw te dribbelen.
Er is geen dubbele dribbelregel in rolstoelbasketbal. Een loopovertreding vindt plaats als de speler meer dan twee keer duwt terwijl hij in balbezit is zonder te dribbelen.
Iedere pivoteerbeweging telt mee als een push wanneer de speler de bal vasthoudt.
Lifting betekent dat beide billen geen contact meer maken met het zitoppervlak van de rolstoel of kussen. Dit is een overtreding.
Verder mag de speler ook niet springen met de rolstoel als beide handen geen contact hebben met de rolstoel.
Tilting betekent dat een speler met minimaal één hand aan de stoel en het grote en kleine wiel geen contact heeft met spelvloer. Dit mag als de speler de volgende acties wil doen: schieten, verdedigen, rebounden, proberen om passes te onderscheppen of bij de tip-off.
De rolstoel wordt beschouwd als onderdeel van het lichaam van de speler als wordt gekeken naar de verantwoordelijkheid voor contact in het geval van doordringen, blokkeren, buiten het veld gaan en andere overtredingen.
Deze website maakt gebruikt van cookies. Bekijk onze privacy verklaring.
Stay up to date!
Abonneer je op onze nieuwsbrieven
Het laatste event news en insider informatie voor scheidsrechters en coaches.
Kies je nieuwsbrief